Bazilika svateho Ondreja in Komarno

De eerste sporen van de parochie dateren uit de 10e eeuw onder de hertog van Géiz met de vestiging van Villa Sancta Andrea. De eerste geregistreerde kerk nabij de huidige kerk, niet ver van de Donau, werd tussen 1674 en 1677 door de jezuïeten gebouwd. Na de Turkse bezetting herstelde de stad, destijds de vierde stad van Hongarije, zich begin 18e eeuw. Het stadsbestuur besloot een grotere kerk te bouwen. De werkzaamheden begonnen in 1719 en de eerste steen van de Sint-Andreaskerk werd op 28 juni 1723 gelegd. Er werden ook 800.000 stenen uit het gesloopte fort gebruikt. Door de snelle en slechte constructie waren diverse reparaties nodig. De kerk werd samen met het jezuïetenklooster in 1763 voltooid. Door de aardbeving op 28 juni 1763 stortte de nieuwe kerk in. Het werd tot 1771 herbouwd onder leiding van de jezuïeten. Al in 1773 moesten de jezuïeten het ontbonden klooster en de stad verlaten. De benedictijnen namen later hun intrek in het klooster en zorgden voor de kerk. De stadsbrand van 17 september 1848 trof ook de kerk, die pas op 28 oktober 1860 opnieuw kon worden ingewijd. Sindsdien heeft de kerk een laatbarokke stijl met classicistische elementen. De concave dubbele torengevel is versierd met enkele heiligenfiguren, beide torens hebben klokken en helmen. Het interieur van de eenbeukige kerk werd in 1975 gerestaureerd en tussen 1990 en 1992 werd het dak vernieuwd. In 2017 verhief paus Franciscus de kerk tot de rang van kleine basiliek (Wikipedia).